Een artikel in Architectuur NL
“t komt in orde’ was de lijfspreuk van Jan Jongerius”
“t komt in orde’ was de lijfspreuk van Jan Jongerius”
Het toont het optimisme van een ondernemer die als een van de eersten de T-Ford naar Nederland haalde en zijn eigen kantoor bouwde. Na ruim een halve eeuw verval is het weer goed gekomen met zijn kantoorgebouw. Carin ter Beek en Roel Lichtenberg van Blauw Architecten transformeerden het Rijksmonument tot een bijna energieneutraal congrescentrum.
Aan het Merwedekanaal in Utrecht, naast de parkeerplaatsen van de Jaarbeurs staat het Jongeriuscomplex: de Jongerius Villa en het Jongerius Kantoor. Het is nu bijna niet meer voor te stellen, maar in de jaren 20 was dit ruraal gebied. Hier was de tuinderij van de familie Jongerius gevestigd. Architect Roel Lichtenberg: ‘Jan nam dat bedrijf over, maar zijn interesse verschoof. Eerst naar de benzineverkoop – dat werd destijds nog bij de drogist verkocht – en het plaatsen van benzinepompen en later kreeg hij het Ford-dealerschap. In de hallen werden T-Fords geassembleerd.’ Van zijn succes kon Jan Jongerius maar kort genieten; hij overleed in 1941 en zijn bedrijf ging in 1953 ter ziele. Maar in zijn kantoor leeft hij voort. Wie de imposante hal met de marmeren trap betreedt ziet direct de enorme glas-in-loodramen die gemaakt zijn door glaskunstenaar Willem Mengelberg. ‘Op zestig panelen is te zien wat Jan Jongerius bezighield. Het is een soort boom, bovenin zit de toekomst inclusief hoge snelheidstreinen. Onderin worden zijn roots verbeeld en in het midden zijn bedrijf en reizen die hij maakte. De Stichting Vrienden van het Jongeriuscomplex kreeg de ramen terug van het Ministerie van Defensie die ze sinds 1970 in gebruik hadden. Glasatelier Hagemeier restaureerde ze, zodat het verhaal van Jongerius – dat in de glaswand wordt verteld – weer helemaal tot zijn recht komt.’
Uit alles blijkt dat Jan Jongerius (1888-1941) een ondernemer pus sang was. Maar een bouwkundige, dat was hij niet! Toch weerhield hem dat niet om een onderkomen voor zijn bedrijf te bouwen. ‘Zijn idee was veel lassen. En met wat metselwerk en stukwerk ertussen construeerde hij het gebouw’, vult Carin ter Beek aan. Het gevolg is wel dat het kantoor bouwtechnisch nogal afwijkt van de norm. ‘De beganegrondvloer is bijvoorbeeld niet constructief, terwijl hoe hoger je komt, hoe sterker het gebouw wordt. Wij hadden het liever andersom gezien, omdat je dan van onder naar boven weer kunt opbouwen. Maar hier moesten we het mee doen: een slecht gebouw dat bijna op instorten stond en dat de afgelopen decennia overeind was gehouden door de panden van defensie die ertegenaan waren gezet.’ Toch was de liefde na de bouwkundige inspectie nog niet over. Samen met de familieleden die de stichting vormen, verkende Ter Beek een aantal toekomstscenario’s. ‘Een hotel, foodmarket en een creatieve broedplaats waren economisch niet haalbaar. Tegelijk floreerde de villa – die er net voor staat – als vergaderruimte én kwam er groen licht voor de woningbouwplannen voor de gemeente op het oude defensieterrein. Besloten werd om de gebouwen qua doel op elkaar te laten aansluiten en er een congrescentrum van te maken.’